Ik ken geen schaamte. Ik ben wel groot gebracht met schaamte, schaamte gericht op mij als persoon. Niet op iets specifieks aan of van mij, maar op mij als totale persoon. ‘Ga je schamen, ik schaam mij voor jou, je zou de ogen uit je kop moeten schamen.’ Er werd nooit verteld waarvoor en waarom. De boodschap was ‘jij moet je schamen omdat jij jij bent’.

Ik kan daar, nu nog steeds, niets mee. Letterlijk. Als de beoogde opgelegde schaamte geen concreet doel heeft, heeft het geen kracht. Niet bij mij in ieder geval. Ik kan het nergens aan vastplakken. Het heeft geen houvast.

Het is maar een theorie maar ik vind het aannemelijk dat als je een kind groot brengt met een geprojecteerde schaamte op de hele persoon dat dat geen houvast krijgt. Schaamte gaat altijd over ‘iets’ wat niet mag worden ontdekt door de buitenwereld. ‘Iets’ kan niet alles zijn, ‘iets’ is altijd een onderdeel van alles.

Ik heb mezelf altijd heel serieus genomen als het gaat om wie ik ben, wat ik wil, wat is voor mij, wat is niet voor mij. Dat is in ieder geval wat ik altijd heb geprobeerd. Ik heb het leven zelf nooit zo serieus genomen. Je wordt geboren, je gaat dood. Daar tussenin doe je je best. We all fuck up. I fucked up a lot. Vroeger, nu valt het wel mee.

Ik kan me niet herinneren me ooit ergens echt voor geschaamd te hebben. Wat ik daarmee bedoel is een interne zwarte afgrond zo vol van schaamte dat, als ik daarin terecht kom, ik liever sterf. Zoiets. Dat is wat ik me voorstel bij diepe schaamte. Mensen plegen zelfmoord uit schaamte, ik bedoel maar. Schaamte kan een dodelijk wapen zijn.

Ik heb een periode gehad waarin ik een redelijk vertekend lichaamsbeeld had en dan had schaamte te maken met mijn lichaam; mijn borsten waren te klein. Daar schaamde ik mij voor, dat probeerde ik te verbergen (iets wat ik toen NOOIT zou hebben toegegeven). Mijn buik was te dik, dat probeerde ik ook te verbergen. Of gewoon een grote puist in mijn gezicht. Alles waarvan ik de behoefte had het te verbergen, iets wat andere mensen niet mochten zien, riep schaamte op. Dat heb ik wel gehad.

Dat is gestopt toen ik mezelf er consequent aan ging herinneren dat ik niet mijn lichaam BEN. Ik heb een lichaam. Het is mijn woning, het verplaatst mij, daar leef ik in. Het is wat mij de mogelijkheid geeft om, liggend in bed, mijn gedachten uit te spreken tegen mijn voicerecorder. Ik ben niet mijn lichaam, ik heb een lichaam.

Toen dat ik die waarheid bij mezelf kon laten landen, kon ik ook al die zogenaamde schaamte rondom mijn lichaam loslaten. Ik ben niet mijn korte benen, dit lichaam heeft korte benen.

En plaatselijk overtollige huid, ik kan er een gezichtje mee vouwen. Ik heb twee kinderen gedragen dus de huid van mijn buik is niet strak meer. Ondanks mijn waanzinnige sixpack heb ik een slordige buik. Er is wat gebruiksschade. Of een toename in functionaliteit. Maar net hoe je het bekijkt.

Qua schaamte heeft de wereld nooit echt veel vat op mij gekregen.

Maar… Ja, er is altijd een maar…

Ik heb PTSS. Het heeft geen controle meer over mijn leven maar het is er. Het wacht, ik kan het voelen. Ik ben er aan gewend.
Daar heb ik me voor geschaamd. Dat is overigens een conclusie achteraf, dat dat schaamte was. Ik had het er gewoon nooit over, het was geen onderwerp van gesprek. Ik vermeed actief dat dat het zou zijn. Dat zegt genoeg.

Ik zag het, besef ik achteraf, als een persoonlijke zwakte, falen. Ik zag het als het bewijs van mijn schendbaarheid, mijn kwetsbaarheid, misschien wel het bewijs van mijn sterfelijkheid.

Ik kwam in een omstandigheid waarbij ik keihard werd geconfronteerd met die ‘waarheid’ en ik ben hem gaan ontleden.

Stelling: Mijn schade is het bewijs van mijn falen

Als ik falen zie als verloren, mijn ondergang, of ultiem; mijn sterven, dan is de hele bewering onzin. Als ik bewijs heb van mijn sterven, ben ik al gestorven en de schade bewijst dat. Maar: ik ben niet gestorven, ik leef. Keihard. Dat maakt mijn schade bewijs van dat feit, dat is de enige logische conclusie. Mijn schade is het bewijs dat ik leef. Heb overleefd. Niet alleen dat, ik heb gewonnen. Want: ik leef. Anders was ik dood. Simpel.

Ik heb meerdere momenten in mijn leven gehad dat het erom spande en dat ik de keuze heb gemaakt om door te gaan met mijn leven. Leven, niet doodgaan. Als ik had gefaald was ik er niet meer geweest, had die schade er niet geweest. Het had in elk geval geen onderdeel van de som uit gemaakt.

De schade is het bewijs dat ik oorlogen heb gestreden. Dat ik hier zit is het bewijs dat ik die oorlogen heb gewonnen. Mijn schade, mijn littekens zijn mijn medailles. Het zijn de strepen die ik verdiend heb. Daar heb ik hard voor moeten vechten, ik heb ze verdiend.

I carry battle scars from wars I’ve fought and won. I’m not just a survivor, I’m not just a warrior. I’m a fucking general.